vrijdag 16 juli 2010

Swit Kontren, De Ware Tijd, 15-7

Fantastische jungletoer door Boven-Suriname

Exotisch Apiapaati



Geen druk autoverkeer en uitlaatgassen. Alleen zo nu en dan de motor van een korjaal, die de natuurlijke stilte onderbreekt. Een stilte bestaande uit de ruis van het wildstromende water van de rivier dat zich een weg om het piepkleine eilandje baant. We bevinden ons op Apiapaati, tegenover het dorp GranSlee. Drie uur varen vanaf Atjoni komen we in de overweldigende natuur helemaal tot rust.

door Marjolein van der Gaag

De reis naar onze bestemming is al een avontuur op zich. Alleen het eerste deel van de weg, tot vlak voorbij Brownsberg, is geasfalteerd. Daarna gaat de bus hobbeldebobbel verder. Diepe kuilen in de weg doen onze bagage en volgepakte koelboxen achterin de bus gevaarlijk schudden.

Aangekomen bij Atjoni ligt de boot al op ons te wachten. Beheerder Papada van Apiapaati komt ons hoogstpersoonlijk ophalen. Na wat proviand te hebben ingeslagen, gaan we gezamenlijk aan boord. De weg wordt vervolgd over de Surinamerivier. Het zonnetje schijnt en het bier wordt tevoorschijn gehaald. Drie uur duurt de tocht, maar dat is geen minuut te lang. De schitterende natuur houdt ons in zijn greep. De immense kankantrie-bomen toornen als ware meesters over het oerwoud. Plotseling is er commotie aan boord en stuurt Papada zijn zelfgemaakte korjaal naar de kant. We zien een kaaiman wegschieten. Het voelt spannend: toch anders dan in de Paramaribo Zoo.



Op Apiapaati, gelegen in het Boven-Surinamegebied, maken we ook kennis met Teda, één van de vrouwen van Papada met wie hij het eiland beheert. We inspecteren ons onderkomen voor de komende drie nachten en dat bevalt. Natuurlijk is het geen luxe hotel. We zijn in de jungle. Maar we hebben mooie houten hutjes, met een redelijk bed. Terwijl wij na de lange reis een verfrissende duik in de rivier nemen, gaat onze gids Frits aan de slag in de keuken met al het eten dat we hebben meegenomen. En Frits kan koken, zo blijkt als we ons even later hongerig op de moksalesi storten.

De volgende ochtend gaan we na een stevig ontbijt en een wasbeurt in de rivier op pad. Papada zet ons af bij het dorpje aan de overkant van het eilandje. We gaan een wandeling maken langs de dorpen, die zal eindigen bij de watervallen. Frits geeft ons uitleg over de dorpsgewoonten, - de bladerenpoort waar vrouwen in hun menstruatieperiode niet onderdoor mogen lopen, en de heilige plaatsen die ieder dorpje heeft. De bewoners zijn vriendelijk. Velen proberen een praatje aan te knopen. Maar de meesten van ons komen niet verder dan “weki no”, oftewel goedemorgen in het Saramaccaans.

Rouwfeest

Ook komen we in een dorp, waar onlangs iemand is overleden. Zeven dagen lang wordt er feest gevierd. We worden uitgenodigd die avond met de groep terug te komen om mee te dansen ter ere van de overledene.

We gaan verder, kopen nog in een winkeltje een paar djogo´s en komen uiteindelijk aan bij de watervallen. Vrouwen zijn er aan het wassen en kinderen aan het spelen. Ze rennen met gemak het onstuimige water in. Dat moeten wij ook kunnen. Maar dat valt tegen. De stenen zijn glad en onderwater zitten scherpe punten. Olaf, die achter een jongetje het water in rent, moet zijn actie bekopen met een flinke jaap in zijn hiel. De pret is over.



Gelukkig komt Papada snel met zijn boot en blijkt de medische zendingspost dichtbij te zijn. Gelukkig is het een rustige dag en staat de arts direct klaar. Vijf hechtingen en een tetanusprik rijker kan Olaf even later hinkend weer met de groep mee terug naar Apiapaati. Daar laat onze gids Frits zien dat hij niet alleen goed kan koken, maar ook handig is. Binnen de kortste keren heeft hij geschikte boomtakken gevonden en zet twee krukken in elkaar. Het feest vanavond kan zo ook voor Olaf toch nog doorgaan.

Als we onze buiken weer vol hebben, is er plotseling consternatie. Papada wijst ons op een levensechte Tarantula die plotseling op het tafelkleed van het tafeltje naast onze eettafel zit. Vermoedelijk is hij uit het dak komen vallen. Het is spannend, maar de schrik zit er ook een beetje in. Altijd gedacht dat een beet van een Tarantula dodelijk is, maar Frits stelt ons gerust. Gebeten worden is niet prettig, maar ook niet dodelijk. Weer wat geleerd.

Inzal, die als stagiair mee is met Frits, weet wel wat hij met de vogelspin moet doen. Hij zorgt dat de Tarantula op een stuk hout klimt en zet hem netjes tussen de bomen aan de rand van het eiland neer. Gelukkig ligt ons hutje een heel stuk verder weg, want ik wil de spin toch liever niet weer in mijn bed tegenkomen.

Het is tijd geworden om naar het rouwfeest te gaan. We pakken twee flessen whisky in en stappen op de boot. De muziek is opzwepend en al snel dansen Inzal, Michiel en Nick mee met de bewoners. Vooral Nick kent z´n moves en de vrouwen in de dorpen zijn zeer gecharmeerd van de jongeman. Voordat we over twee dagen later weer zullen vertrekken, zal hij meer dan vijf huwelijksaanzoeken krijgen.

De volgende dag staat een jungletocht naar de Ananasberg op het programma. We zetten Olaf voor een controle af bij de medische zendingspost en gaan met de rest van het groepje op pad. Het is warm tussen de dichte begroeiing en het zweet druipt van onze lichamen. Onderweg wijzen Frits en Inzal, die ook veel van de natuur weet, ons op bijzondere bomen en planten, mooie vlinders en worden we gewaarschuwd voor gemeen bijtende mieren. In de verte horen we apen roepen, maar ze laten zich niet zien.

Ananasberg

Na zo´n anderhalf uur bereiken we de top van de Ananasberg, waarbij wel aangetekend moet worden dat dit niet de officiële Ananasberg is. Die ligt nog een stukje zuidelijker maar is volgens Frits aanzienlijk minder interessant, omdat deze top volledig is begroeid. Waar we nu op staan, is een stenen vlakte, vermoedelijk ooit in een ver verleden gevormd door een vulkanische uitbarsting. Op de berg groeien de ananassen in het wild en daar doen wij ons dan ook aan tegoed.

De terugweg gaat sneller. Als we bijna het bos uit zijn, mopper ik wat over dat we helaas geen slangen hebben gezien. Prompt is het dan zover. Inzal, die achteraan loopt, heeft zijn ogen het beste open. Hij roept ons terug en links van het pad zien we hem liggen. Helemaal beschut in het hoge gras ligt een schitterende Regenboogboa. Inzal grijpt de wurgslang bij zijn staart, maar laat uit veiligheid vrijwel direct weer los omdat hij zijn kop niet ziet. Het dier schiet weg. Nog een keer doen Frits en Inzal een poging, nu met een stok, om de slang te pakken. Maar die houdt het voor gezien.

We komen terug bij het dorpje. Een jongeman wenkt ons. Hij wil ons iets laten zien. Trots haalt hij een tand van een Jaguar tevoorschijn. Inzal vraagt hem of hij het dier zelf heeft geschoten, waarop de man knikt. Hoofdschuddend geeft Inzal de tand terug en trekt fel van leer: de Jaguar is met uitsterven bedreigt, die schiet je niet.

In het dorpje brengen we een bezoekje aan Frits´schoonmoeder, ook een vrouw van Papada. Ze heeft rijst voor ons klaargemaakt met een vers gevangen piranha. Nick, Michiel en Olaf, die ons samen met Papada met de boot komt ophalen, likken hun vingers er bij af. En na nog een huwelijksaanzoek voor Nick varen we weer terug naar Apiapaati.

De rest van de middag brengen we al zwemmend en zonnend door. Frits maakt broodjes pom klaar, terwijl Inzal en Nick de kikkers en padden op het eiland bestuderen. Het geplande kampvuur valt door forse regenbuien helaas in het water. Maar dat kan de pret niet drukken. Met wat whisky en djogo´s mondt de laatste avond uit in een politieke discussie. Rond middernacht duiken we onze hutjes weer in en daar liggen we romantisch in het donker terwijl de regen zorgt voor de natuur.

Als we de volgende dag weer met het bootje vertrekken, klaart de hemel gelukkig weer op. Iedereen is goed gehumeurd. We zijn een schitterende ervaring rijker. Hobbelend in de bus terug naar de stad, verlang ik enigszins naar een asfaltweg. Die zal er als het goed is ook gaan komen. Maar wat voor gevolgen gaat dat hebben voor het mooie ongerepte binnenland? Hopelijk blijft dat nog vele eeuwen zoals het nu is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten